Inspuitsysteem instellen

In tegenstelling tot de carburateur, die af en toe opnieuw moet worden ingesteld, werkt een inspuitsysteem bijzonder onderhoudsarm zolang alle onderdelen van de elektronica in orde zijn en er geen vervuiling optreedt. Om dat laatste te vermijden, moet bij langdurige stilstand een brandstofsysteemreiniger worden toegevoegd aan de brandstoftank die voorkomt dat het systeem verharst. De onderhoudsintervallen van het luchtfilter moeten absoluut worden aangehouden.

Net als een blok voor meerdere carburateurs, heeft het inspuitsysteem voor motoren met meerdere cilinders meerdere gaskleppen die onderling afgesteld moeten worden voor een soepel lopende motor. Het gas wordt geregeld door openen en sluiten van de gaskleppen, dat wil zeggen, de luchthoeveelheid wordt geregeld die van moment tot moment samen met de benzine aan de motor beschikbaar wordt gesteld. Door de mechanische belasting verandert de basisinstelling van de gaskleppen na verloop van tijd enigszins, en dan begint de motor in de vrijloop merkbaar niet-synchroon te werken. Akoestisch is dit merkbaar aan het uitlaatgeluid en ook aan een onregelmatig vrijlooptoerental op de toerenteller – de motor loopt niet meer 'rond'. Dan wordt het tijd om het inspuitsysteem opnieuw te synchroniseren. 

Om het inspuitsysteem te kunnen instellen, is een synchroontester, bijv. van Craft-Meyer voor 2- of 4-cilindermotoren nodig. Ook het instelgereedschap is bij vele modellen erg handig. Voordat je begint met instellen, rijd je de motor warm, zodat de meetwaarden bijv. niet worden vertekend door de koudestartinstallatie. Bok de motor hierna veilig op – het beste buiten of in de garage, zodat de uitlaatgassen meteen naar buiten kunnen ontsnappen en jij ze tijdens de werkzaamheden niet inademt. 

De onderdrukmeters worden met een slangaansluiting op de betreffende aansluitvoorziening van het inspuitsysteem aangesloten; daarvoor moeten eerst de rubberen doppen of slangen worden verwijderd. 

Als het inspuitsysteem door de tank wordt afgedekt, moet deze worden opgetild en bijv. met een blok hout worden ondersteund. De tank kan vaak niet volledig worden gedemonteerd omdat de brandstofpomp hierin is opgenomen. Deze wordt aangestuurd door de regelelektronica en is nodig om de motor te laten draaien. 

Zorg bij het 'opbokken' van de tank dat deze in geen geval kan wegglijden, want dat zou kunnen leiden tot letsel of vervelende schade aan je voertuig! 

Bij de voorbeeldbike moet bovendien de luchtfilterkast worden gedemonteerd om bij het inspuitsysteem te kunnen komen.

Nu kan de motor worden gestart en kunnen de gaskleppen worden ingesteld. Voordat je de meters correct kunt aflezen, moeten deze volgens de bedieningshandleiding worden uitgebalanceerd en moet de demping zo worden ingesteld, dat de wijzers alleen nog licht trillen. 

Voor het afstellen van de gaskleppen draai je de bypass-schroeven in resp. uit totdat op alle meters dezelfde waarden worden aangegeven. Daarbij stel je de fijne luchtspleet die de gaskleppen in de vrijloop vrijlaten zo in dat alle cilinders bij hetzelfde toerental met exact dezelfde onderdruk lucht in de verbrandingskamers aanzuigen en de motor zo in alle cilinders even hard werkt. 

Bij het afstellen van de gaskleppen gaat het er meestal niet om, dat een bepaalde vaste onderdrukwaarde wordt bereikt. De meeste voertuigfabrikanten geven hierover geen gegevens. Het is alleen van belang dat bij alle gaskleppen onderling dezelfde waarde wordt bereikt, omdat het systeem dan voor alle cilinders 'synchroon' werkt. Als één van de meters sterk afwijkt van de andere, kan dit wijzen op een totaal verkeerde basisafstelling van de betreffende gasklep, een storing of beschadiging zoals compressieverlies in één cilinder of een lekkend inlaatspruitstuk. Kun je de storing niet zelf achterhalen en oplossen, dan moet je de hulp van een professionele motorwerkplaats inroepen.

De gaskleppen worden ingesteld met de zogeheten bypass-schroeven (zie stap 7, afb. 1). Draai nooit aan andere afstelschroeven met een loodverzegeling of kleurmarkering! Alle bypass-schroeven moeten minimaal een halve omwenteling geopend zijn.